De bruinvis (Phocoena phocoena) is een walvis- of dolfijnachtige (een in zee levend zoogdier), met een lengte van maximaal een meter en tachtig centimeter en een gewicht van 60 kilogram.
Uiterlijk
Bruinvissen hebben een stompe snuit, een lage, driehoekige rugvin en (zoals alle walvisachtigen) een platte staartvin. De rug is donkergrijs, de buik helderwit. Ze leven alleen of in kleine groepen van 2 à 10 dieren en incidenteel in grotere groepen tot enkele 50 dieren. De trekbewegingen van de bruinvis zijn onvoldoende bekend, maar er lijken verschillende populaties te bestaan die elk eigen zomer- en winterverblijven bezoeken.
De naam bruinvis is op het eerste gezicht vreemd, omdat deze dieren geen vissen zijn en ook geen bruine kleur hebben. De verklaring hiervoor is dat vroeger, toen de mensen nog niet zo veel van dieren wisten, alles wat in de zee leefde vissen noemde, en grauwe kleuren, zoals bruin, grijs en zwart, werden allemaal bruin genoemd.
Voedsel
Bruinvissen eten kleine levende dieren zoals vissen, garnalen, enz. Deze vinden ze met behulp van echolocatie. Ze zwemmen voornamelijk vlak onder het zeeoppervlak. Ze kunnen net als een dolfijn uit het water springen, maar doen dit vrijwel nooit.
Verspreiding
Ze komen voor in ondiep zeewater van maximaal 200 meter diep en met een temperatuur beneden de zeventien graden Celsius. [2]. Ze zijn beslist niet zeldzaam; geschatte aantallen in de Noordzee lopen uiteen van 100.000 tot 500.000 exemplaren. In het verleden, in de 17e eeuw, zijn ze in de grachten van Amsterdam waargenomen. Ze kunnen ook riviermondingen inzwemmen en worden recentelijk bijvoorbeeld in de Oosterschelde waargenomen[3] en gestrand aangetroffen[4].
De soort komt ook veel in de Nederlandse kustwateren voor, vooral in de wintermaanden en het vroege voorjaar (november - april). Tot ongeveer het einde van de jaren vijftig van de 20e eeuw was de bruinvis algemeen langs de Nederlandse kust, maar in de jaren zestig was de soort hier verdwenen. Sinds 1985 worden weer af en toe kleine aantallen bruinvissen in de Nederlandse kustwateren gezien, en vanaf 2000 neemt dat aantal snel toe. Inmiddels is de soort alleen in juni werkelijk zeldzaam langs de kust; in alle andere maanden van het jaar kunnen ze nu worden waargenomen.
In de Oosterschelde leeft een kleine populatie bruinvissen die daar in alle maanden van het jaar lijkt te blijven. Behalve dat de aantallen langs de Nederlandse kust snel zijn toegenomen is er ook sprake van een snelle toename van het aantal strandingen. Veel van de in Nederland aanspoelende bruinvissen blijken door verdrinking om het leven te zijn gekomen. Vermoedelijk verdrinken de dieren in vistuig dat in ondiep water wordt gebruikt.